OKAN vóór corona


Om de 3 maanden schrijf ik een artikel in Rechtuit, het ledenmagazine van het Willemsfonds, de socio-culturele vereniging waar ik als coach inclusie werk.

Dit artikel verscheen in Rechtuit, editie maart 2021


 

 Over het belang van taalcontact

 

De leerachterstand door onderwijsarmoede tijdens de lockdowns is niet meer in te halen. Voor de praktijkvakken bestaat er geen twijfel over. Zonder oefening in het écht kan je geen snijmachine bedienen of een kapsel in model leggen. Ook de leerkrachten van de hotelschool zullen hun potten extra mogen oppoetsen na corona. Maar hoe zit het met de taalleerkrachten? Het taalniveau van de kinderen is in het beste geval tot stilstand gekomen. Voor zover het eerder niet doorgedrongen was in het reguliere taalonderwijs, is het bewijs inmiddels onweerlegbaar: contact en context vormen de motor van taalonderwijs. Een dag in de Okanklas vóór corona maakt duidelijk dat de taaldidactiek onmogelijk overeind blijft met skype.

 

Wat ooit de directeurswoning was, werd de eerste Onthaalklas voor anderstalige kinderen in Vlaanderen. De jongens en meisjes in mijn klasje waren “onze” kinderen. Met het jonge grut maakten we van het huisje een echte thuis. Schilders, timmerlui of techniekers hadden we niet nodig. Alle kinderen hielpen ijverig mee aan de verfwerken. Terwijl Driss elk defect feilloos repareerde, zetten Giovanna en Halina de kasten in elkaar. De school bespaarde ook op poetspersoneel want elke vrijdagnamiddag maakten we met zijn allen het huisje spik en span. En onze tuinvrouw Mimount leerde ons hoe haar opa in Nador groenten kweekte. Taal kwam vanzelf terwijl we aan het werk waren. En als woorden tekort schoten, gebruikten we handen en voeten.

 

De damschijfjes waar de namen van de kinderen op stonden, schoven we zo lang over tafel tot de groepering viel waar elk kind het meeste uit zou halen. Die voortdurende hergroepering afhankelijk van de taak was hét wondermiddel om met de heterogeniteit in ons klasje om te gaan. In een Okanklas stromen immers voortdurend anderstalige nieuwkomers uit alle windstreken van de wereld en van alle leeftijden tussen 12 en 18 jaar in. Zij komen terecht in een hechte groep kinderen die al maanden samen in het Nederlandse “taalbadje” zitten. De diversiteit levert in de Okanklas niet alleen een uitdaging op vlak van taalniveau en leerstijl, maar ook op vlak van algemeen ontwikkelingsniveau. Het verschil tussen de kleintjes en de dames en heren met vlinders in de buik… geen sinecure hoor.

 

Als “leerkracht-moeders” voelden we feilloos aan wie een schouder of babbel nodig had. Een persoonlijk probleem of een onderlinge ruzie werd samen opgelost. Dat nam niet eens tijd van de leerstof weg. Elke situatie werd een taaltaak. Het leven zelf was de leerstof, een begin van een gesprek. Ook de kinderen van wie we tot dan nog geen Nederlands woord gehoord hadden, wilden immers hun zeg doen. Meermaals bleek een kind dat eerder niet aan spreken toekwam, opeens een Nederlandse spraakwaterval. Soms werd een mening of emotie pas duidelijk nadat handen, tanden en zelfs traantjes er aan te pas kwamen. We gaven niet af. Niet één keer lieten we het er bij. Kromme zinnen, klemtonen die niet klopten, een foutieve uitspraak, daar vielen we niet over. Het ging erom dat er gecommuniceerd werd en dat we elkaar begrepen. Boodschappen die niet 100% helder waren, werden niet los gelaten tot dat iedereen mee was. Niet zelden werd de discussie verder gezet tijdens de pauze. En op de speelplaats werden Nederlandstalige schoolgenootjes betrokken om de overtuigingen kracht bij te zetten.

 

Het woord “spelling” was een afgeleide van het woord “spel”. En alle kinderen juichten: “namiddag hebben we dictee!”. Het secretaressespel speelden we buiten. De kinderen die de rol van bode hadden, holden zich de benen onder het lijf tussen de dicterende “directeuren” aan de ene kant van de tuin en de noterende ”secretaresses” aan de andere kant. Het team dat in de tijd van de zandloper de meeste correcte woorden had neergepend, werd uitgroepen tot beste directieteam. De kinderen ervoeren de Nederlandse taal als middel om hun eigen doel te bereiken. En dat doel was de winnaar zijn, het experiment of de goocheltruc juist uitvoeren, zonder spatten de muur verven, tijdig je vingers wegtrekken van onder de hamer, of je gelijk halen, gepardonneerd worden of onder een vervelende klus uit geraken.

 

Ook een collectieve huilbui gingen we niet uit de weg. Zeker wanneer één van onze “zusjes” of “broertjes” bij ons weg werd weggehaald Dat waren traumatische ervaringen voor ons allemaal. Kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers werden gewoonweg uit de klas gerukt. De dagen nadien bleven we als overblijvende “familie” in verbijstering achter. En hoe vaker het gebeurde, hoe langer de collectieve rouwmomenten duurden. Die ene keer dat één van onze kinderen tijdens de middagpauze uit ons klasje verdween, woog het zwaarste en het langste door. We hadden niet eens afscheid kunnen nemen.

 

Geen betere kans om taal te oefenen dan wanneer de emoties oplaaien. Wie goed keek, zag dat we verknocht waren aan de “pateekes” in de klas, de kinderen die het ons lastig maakten, de kinderen die vragen stelden waarop we niet direct een antwoord hadden, de kinderen die alles in vraag stelden en verontwaardigd “neen” zegden, hun armen ostentatief en met groot misbaar over elkaar leggend. We deden dan alsof we er niets van begrepen. Dat was onze manier om kinderen voor een volgend taalniveau uit te dagen. Goh, wat kon Paolo toch stampvoeten wanneer we hem geen gelijk gaven! Zijn armen en benen gaven dan het beste van zichzelf. En die heisa vormde dan weer taalkansen achteraf. Want dan vroegen we de mening van de groep en het al dan niet rechtvaardige oordeel. Niet zelden kwamen we terug op ons eerste besluit. Maar niet voordat de kinderen alles uit de kast hadden gehaald om ons te overtuigen. Ze moesten ons dan wel oprecht raken met hun argumenten. Anders ging de ballon niet op.

 

En toen we versterking kregen van mijnheer Leo! We gebruikten zijn cartoons om de kinderen te laten kennismaken met de carnavalstraditie. Een tafel met een oor. Een pen met een neus. Een auto als een kaas met gaten. Een oog op pootjes in plaats van een televisie. Een huis met een slurf. Een boom met schoenen aan de voeten. Ik zie de tekeningen nog zo voor me. Nadien heb ik ze nog vaak bij Basiseducatie gebruikt in mijn cursussen Nederlands voor anderstalige volwassenen. Ongezien was die burleske traditie van carnaval, ook voor de volwassen nieuwkomers. Ook bij hen paste ik dezelfde techniek toe: emoties gebruiken om taal spontaan uit te lokken. En het werkt écht. Wanneer iemand boos, verontwaardigd of aangedaan is, komt alle taal die voordien nog latent was er als vanzelf uit!

 

De jongste, Rachid, had besloten dat hij “Tania” niet uitspreken kon. Iedereen wist wel dat Rachid hield van het spelen met taal en klank. Zo werd ik “mevrouw Tasmania”. Ik droeg de krullen aan mijn naam met trots. In dit bizarre jaar van lockdowns en digitaal onderwijs denk ik aan het Okanklasje als uit een lang vervlogen werkelijkheid. De collage die ik kreeg bij het begin van die vakantie heb ik nog steeds. De vrolijke tekeningetjes en kuskruisjes herinneren me eraan hoe dankbaar het beroep leerkracht is. Zo toont ook Corona hoe waardevol samen zijn is. Ik voel mee met de kinderen die hun vriendjes missen. Ik begrijp de lesgevers die niet slagen in digitaal taalcontact. Probeer je leerlingen maar eens te overtuigen van het nut van iets dat je niet kan gebruiken. Of toch niet meteen. Een taal leren zonder deze in te zetten als middel voor contact, lijkt zinloos. Grammatica en spelling, daar breng je de mensen niet dichter bij elkaar mee. Dat doe je met betekenis. Met taal als vehikel naar een gemeenschappelijk doel. Naast taal leer je tegelijk ook andere vaardigheden. Een taal leren gaat in die zin hand in hand met een praktijkvak leren. Voor beide heb je een context nodig, ruimte voor lichaamstaal en fysiek contact om gestimuleerd te worden.

 

Contact is niet enkel de motor. Het is de motor én de bestaansreden van taal! Verbinding tussen mensen, dat is het doel. De boodschap, daar gaat het om. Taal is slechts middel. Om het échte doel te bereiken. Om elkaar te begrijpen. Zonder taal is er geen verbinding. En zonder verbinding leer je geen taal. Waarom zou je?

 

 

 


Reactie schrijven

Commentaren: 0